Rendement van permanente portefeuille

De succesvolle beleggingsgoeroe en schrijver Harry Browne raadt aan het vermogen te verdelen in 25% cash, 25% obligaties, 25% goud en 25% aandelen. Browne noemt dit de permanente portefeuille.

Voor de aandelen koos hij een indexfonds. Eén keer per jaar keek hij naar de portefeuille. Dan trok hij de verhoudingen weer recht. Als goud bijvoorbeeld zo sterk was gestegen dat het meer dan 25% van de portefeuille uitmaakte, dan verkocht hij net genoeg goud om weer op 25% uit te komen. De achterblijvers werden bijgekocht om deze weer naar de 25% te tillen. Door het jaarlijkse herstellen van de oorspronkelijke weging van de vier beleggingscategorieën verkoop je altijd hoog en koop je altijd laag.

Hij definieert vier mogelijke stadia waarin de economie zich kan bevinden:

-Voorspoed: periode waarin de algemene levensstandaard stijgt, de economie groeit en de zaken floreren. In deze stage van de economische cyclus zullen gewoonlijk zowel de rente als de werkloosheid dalen.

-Inflatie: periode waarin de consumentenprijzen stijgen. De geldontwaarding kan optreden in een gematigd tempo (bijvoorbeeld met 6% of minder), snel (tussen 10% en 20% zoals in de jaren zeventig van de vorige eeuw) of hypersnel (20% tot 30% per maand, zoals ooit in Brazilië).

Krap geld periode of recessie: Een periode waarin de groei van de hoeveelheid geld die in omloop is, afneemt. Mensen krijgen minder geld dan waar ze op rekenden. Gewoonlijk leidt deze situatie tot een recessie – een periode waarin de economie slecht presteert.

– Deflatie: Het tegenovergestelde van inflatie. Consumentenprijzen dalen en de koopkracht van geld groeit. In het verleden was deflatie soms de voorbode van een depressie – een langdurige periode van economische stagnatie en neergang, zoals we die in de jaren na 1930 hebben gezien.

Het gaat erom de beleggingsportefeuille zo in te richten dat je profiteert van de gunstige omstandigheden. Tegelijkertijd moet je je beschermen tegen minder gunstig economisch weer (deflatie, recessie en inflatie). De bescherming krijg je door in de ‘juiste’ verhouding in elk van de vier beleggingscategorieën (aandelen, obligaties, goud en cash) te beleggen.

Hier het rendement van de permanente portfolio van Harry Browne vanaf 1972 tot en met 2008:

Historisch Rendement van de Permanente Portefeuille

Historisch Rendement van de Permanente Portefeuille
Historisch Rendement van de Permanente Portefeuille

De permanente portefeuille bestaat uit 25% aandelen (TSM, Total Stock Market), 25% cash (ST Bonds, Short Term Bonds), 25% lange termijn staatsobligaties (LT Bonds, Long Term Bonds) en 25% goud.

Het gemiddelde resultaat sinds 1972 is 10% per jaar. Echter de auteur van de tabel maakt een rekenfout waardoor de gemiddelde prestaties per activa groep niet kloppen. Het juiste gemiddelde resultaat sinds 1972 is exact 9,79%. Indien je een portefeuille zou gehad hebben met alleen aandelen had je 9,4%, dus net iets minder. Indien je enkel cash zou gehad hebben had je 7.6%, met alleen lange termijn obligaties had je 9% en met goud had je 8,4% gemiddeld per jaar.

Niet alleen geeft de permanente portefeuille een beter resultaat dan de activa op zich. Indien je de permanente portefeuille hebt zie je dat de verschillende activa elkaar uitbalanceren waardoor je op het einde van het jaar steeds een gematigd resultaat krijgt, zowel in positieve als in negatieve zin. Zo gematigd zelfs dat je in 35 jaar slechts 2 jaar met een negatief resultaat zat van nauwelijks -3,9% en -2,5%.

Het laatste jaar 2008 is hier een zeer mooi voorbeeld waarin aandelen -36% gedaan hebben maar lange termijn staatsobligaties +33% waardoor samen met cash en goud je toch een positief rendement van 1,9% hebt voor 2008.

De portefeuille wordt één keer per jaar, zoals het hoort, geherbalanceerd zodat het weer op 25% cash, 25% aandelen, 25% lange termijn staatsobligaties en 25% fysiek goud zit. Dus als op het einde van het jaar aandelen het bijvoorbeeld goed hebben gedaan en nu 30% van de portefeuille vertegenwoordigt, terwijl goud het slecht zou gedaan hebben en nu maar 20% van de portefeuille vertegenwoordigt dan worden er 5% aandelen verkocht en 5% goud bijgekocht zodat de verhouding terug 25/25/25/25 is.

Dit verklaart ook het toch wel verrassend positief resultaat van de permanente portefeuille van gemiddeld 9.79% per jaar, wat hoger is dan elke andere activa op zich. Omdat je jaarlijks wijselijk hetgeen verkoopt dat duurder is geworden en inkoopt wat goedkoper is geworden.

Eén zaak bevalt me echter niet. Je ziet dat de auteur van het rendement berekeningen niet echt cash heeft in biljetten maar wel korte termijn staatsobligaties. Ik ben er nog niet uit of dit verstandig is want Harry Browne adviseerde van cash alleen in nog kortere termijn ‘Treasury Bills’ te beleggen, deze hebben geen 7.7% per jaar zoals korte termijn staatsobligaties maar wel een 2% per jaar, en dat is niet zonder reden. Je hebt minder kredietrisico omdat de termijn van uitlenen veel korter is, een aantal dagen/weken, in plaats van een aantal maanden/jaren.

Immers het kasgeld dient voornamelijk om je te beschermen tegen een deflationistische depressie waarbij niet enkel aandelen en goud crashen in nominale waarde, maar waar ook lange termijn staatsobligaties waardeloos worden door het failliet gaan van de Staat. In dat geval zal het kasgedeelte je hele portefeuille herstellen, tenminste als je de cash zelf niet verliest tijdens het failliet van de staat. Daarom, die korte termijn staatsobligaties bevallen me niet en het extra rendement ook niet.

Ik concludeer dus cash gemiddeld 5.7 % minder rendement heeft per jaar, dus 2% in plaats van 7,7%, wat je gemiddelde van de permanente portefeuille niet op 9,79% maar op 8,5% brengt. En indien je echt pure fysieke kasgeld aanhoudt, zonder enig kredietrisico maar ook zonder enige rente dan heb je 0% rendement op cash en heb je gemiddeld 8%, wat voor mij ook goed is. Immers de berekening start vanaf 1972 en er is sindsdien geen deflationistische depressie opgetreden. Indien dat in de toekomst toch zou gebeuren zal je echte fysieke kasgeld je portefeuille redden terwijl je cash in korte termijn staatsobligaties of zelfs nog kortere ’treasury bills’ wel eens samen met het failliet van de staat kan verdwijnen.

Harry Browne zegt hierover dat de overheid altijd in staat is van zelf geld bij te printen en dat een faillissement dus eigenlijk niet kan. Daarom dat hij treasury  bills  goed vindt voor je cash. Echter korte termijn staatsobligaties voor je cash keurde hij af omdat het kredietrisico te groot is. Dit is te verklaren vanuit hoe staatsobligaties gewaardeerd worden. Je staatsobligaties, lange en korte, kunnen stijgen of zakken in waarde afhankelijk van wat de markt denkt dat ze nog waard zijn om over te kopen. Met treasury bills heb je dat nauwelijks omdat de termijn veel korter is en het gaat over een aantal dagen/weken.

Uit berekeningen van een vriend blijkt dat indien je slechts 3 activa zou aanhouden en cash eruit zou smijten en je dus enkel aandelen 33%, staatsobligaties 33% en goud 33% hebt, heb je een rendement van 10.4% in plaats van 8% met cash er ook in. Dat is dus een verschil in rendement van 2,5% per jaar, misschien wel te overwegen. Immers indien je van 100.000 euro uitgaat, dan heb je na 20 jaar 457.000 euro dankzij 8% per jaar. Echter je zal 723.000 euro hebben na 20 jaar met 10.4% gemiddeld per jaar.

Het kasgedeelte dient voornamelijk om een deflationistische depressie te overleven. In zo een scenario zal cash je portefeuille redden want het zal de enige activa zijn dat zijn nominale waarde behoudt. De rest, aandelen, goud en staatsobligaties kunnen crashen. Echter, goud, hoewel het nominaal kan crashen in een deflationistische depressie, zal het toch nog stijgen in koopkracht omdat het één van de weinige activa is dat men nog vertrouwt in een wereld waar iedereen failliet gaat. Het goudgedeelte zal je dus ook beschermen tijdens een deflationistische depressie.

Ik kan ook begrijpen dat sommige mensen 25% cash toch wel wat veel vinden om aan te houden omdat we in een wereld van fiat munten leven en cash op lange termijn altijd serieus zijn waarde heeft verloren onder een fiat munten systeem. Harry Browne gaf er de voorkeur aan cash erbij te hebben omdat cash ook zorgt voor een meer gedempt jaarlijks resultaat, zowel in positieve als in negatieve zin. Zelfs met cash ‘onder je matras’ heb je nog steeds 8% gemiddeld per jaar over 35 jaar wat ook een goed resultaat was. Noteer dat rendementen berekent zijn zonder kosten van transacties.

Wat mij vooral aantrekt aan deze portefeuille is niet het verleden maar de toekomst, immers ‘past performance is not a guarantee for future performance’! Stel dat de komende 35 jaar er helemaal anders uitzien dan de voorbije 35 jaar en bijvoorbeeld lange termijn staatsobligaties niet gemiddeld 9 procent halen maar het vooral goud, aandelen of cash zou zijn dat het goed doet, dan ben je gedekt! En indien het niet het geval zou zijn en het vooral aandelen zijn die goed scoren, ben je ook gedekt! Het enige dat je zelf moet doen is elk jaar één keer kijken of je moet herbalaneren. En voor de meer ambitieuzen, zij kunnen een alarmklok installeren dat ze automatisch gewaarschuwd worden wanneer een bepaalde activa groep boven de 35% of onder de 15% komt, zodat ze de herbalancering sneller kunnen doen.

Voor de rest mag je het speculatie spektakel vanuit je luie zetel met een glimlach aanschouwen.

Marc de Mesel
http://www.marcdemesel.be

2 gedachten over “Rendement van permanente portefeuille”

  1. Marc. Ik wil even reageren op je column, daar er wel gaten in te schieten zijn volgens mij.
    Ik wil een paar zaken aan de orde stellen.

    Wat ik ronduit ondersteun is dat spreiding van beleggingscategorieën een belangrijke afweging is voor een goed eindresultaat. Tegelijkertijd kan het ook als zwaktebod worden gezien. Zo van ” Ik weet het niet, dus doe alles maar” . De loterij zonder nieten – gedachte.

    Wat me bezighoudt is dat de grote beleggers zoals verzekeraars en pensioenfondsen dit kunstje al heel lang doen. Niks nieuws onder de zon. Hoe kan het dan toch dat zij deze resultaten niet consequent kunnen tonen?

    Waarom hebben pensioenfondsen dan nu forse tekorten…net als in 2002 / 2003? Hebben ze niks geleerd dan?

    Een andere vraag: Als we zo gemakkelijk performance kunnen halen, kan iedereen dat toch? De wereld zou er anders uitzien, want hoe verklaren we dan dat van de gehele wereldbevolking er maar een zeer klein percentage rijken zijn en het overgrote deel in armoede leeft? Je sluit af met een glimlach uit je luie stoel, zo van, mij kan niks gebeuren, ik zit altijd goed. Is dat beeld wel juist?

    En dan: als iedereen dit consequent doorvoert, iedereen dus hetzelfde doel voor ogen heeft, verkopen we allemaal tegelijk Goud en kopen we allemaal tegelijk aandelen. Dat moet wel leiden tot een “selffulfilling prophecy”. Dat een partikuliere belegger niet verstorend kan werken begrijp ik, maar grote instituten die miljarden in beweging kunnen zetten, kunnen dat wel.

    Stel je eens voor dat alle pensioenfondsen wereldwijd dezelfde theorie aanhangen (wat globaal als realistisch mag worden beschouwd) dan zijn er onbeheersbare bewegingen en draait dit model zichzelf toch de nek om? De eerste in de rij doet de beste zaken, de laatste moet op de slechtste prijzen handelen. Zou dit niet van invloed zijn op het resultaat?

    Ik wil er maar mee aangeven: There is no free lunch! Nu niet en nooit niet.

    Je sluit ook boeiend af: Ik haak daarmee in op mijn artikel van het weekeinde. De meeste boeken, systemen, strategieën zijn gebaseerd op de na- oorlogse bloeiperiode. Hoe bijzonder is deze periode eigenlijk waar het gaat om huidige beleggingen op te funderen? Je schrijft zonder met de ogen te knipperen dat je altijd ‘gedekt’ bent. Ofwel, wat er ook gebeurt, het komt altijd goed. Waar hoorde ik dat eerder? Wat doen de meeste mensen dan toch verkeerd? Zijn wij allemaal dommeriken die angst en hebzucht najagen? Ook de grote instituten?

  2. Dag Cees,

    Dank voor je reactie. Is zeer gewaardeerd.

    De permanente portfolio is niet zoveel mogelijk verschillende activa kopen en dan zal wel iets goed zitten. Neen, het is enkel bepaalde zeer streng geselecteerde activa kopen. Enkel die activa die de beste prestaties leveren in de 4 verschillende economische klimaten die we kunnen meemaken.

    Dit zijn.
    Voor Welvaart: Aandelen, een indexfonds
    Voor recessie: Staatsobligaties, max 1 jaar lopende
    Voor Inflatie: Fysiek Goud
    Voor Deflatie: Staatsobligaties, 30 jaar lopende

    Het is van groot belang dat zij elk 25% hebben, niet meer en niet minder. Anders kan de ene activa de andere niet dragen.

    Dit is niet zomaar een ‘gespreide portefeuille’ zoals pensioenfondsen hebben. Waarom zijn pensioenfondsen ten onder gegaan in 2008 en 2002-2003? Omdat ze een veel te groot gewicht hebben aan aandelen. Omdat ze een veel te klein gewicht hadden aan 30 jarige staatsobligaties die weer +25% hebben gedaan in Europa 2008. Omdat ze geen goud hadden dat +5% gedaan heeft in Europa.

    De indruk die ik krijg van pensioenfondsen en veel ‘defensieve portefeuille’s is: ”Ik weet het wel, maar oeps het blijkt niet te kloppen”.

    Ze dachten dat aandelen de beste lang termijn investering waren maar de laatste 10 jaar ben je inflatie ingerekend de helft van je koopkracht verloren. Ze dachten dat een deflatie zoals in de grote depressie nooit meer zou gebeuren maar oeps het gebeurt toch en de zo fantastische bedrijfsobligaties zinken weg, de enige activa dat het echt goed doet zijn 30 jarige staatsobligaties. Ze dachten dat hyperinflatie niet kon gebeuren maar oeps het gebeurt toch (IJsland 2008, munt daalt met 70% in waarde samen met aandelen en vastgoed, producten worden op 1 slag 300% duurder, de enige activa dat elke portfolio daar red van de complete ondergang: goud).

    De permanente portfolio lijkt gemakkelijk maar het is zeer moeilijk. Zeer moeilijk om hem te kopen. Zeer moeilijk van zaken te kopen die overgewaardeerd zullen zijn, want per definitie zitten die er ook in. Zeer moeilijk van zaken te kopen waarvan je collega’s zeggen: ben je nu helemaal op je kop gevallen? Zeer moeilijk van toe te geven dat je geen glazen bol hebt.

    Indien al de pensioenfondsen zouden overschakelen van de aandelen/obligatie strategie naar de permanente portfolio strategie geloof ik dat er een pak minder kapitaal zou vernietigd worden aan mal investeringen. En belangrijker: de mensen hun koopkracht veel stabieler zou zijn.

    Het gevolg zou zijn dat de over en onderwaarderingen van de verschillende activa ten opzichte van elkaar minder groot zouden zijn (aandelen ten opzichte van goud bv).

    Het probleem van het allemaal samen uitbalanceren is er niet echt want het maakt niet uit wanneer je uitbalanceert. Zolang je maar steeds terug gaat naar de 25% verhouding en het niet teveel laat schommelen. 15% of 35% is het maximum. Gaat het erover valt er geen dode en doe je het wanneer je het ziet.

    Als grote instituten je voor zijn wanneer goud gestegen is en daar hun verkoop goud bv al zakt in prijs en aandelen al stijgen, en ze hierdoor een impact zouden hebben op de prijs, schitterend, dan hoef je zelf niet meer te uitbalanceren want de prijs van goud is al terug naar beneden en aandelen zijn al terug naar boven en heb je geen transactiekost meer. Je koopkracht blijf je behouden.

    De permanente portfolio is geen free lunch. Je moet je brains gebruiken om het in te zien. Je gulzigheid temperen om het te doen.

    De permanente portfolio is een vooruitgang in de wereld van gespreid beleggen zoals indexfondsen zijn in de wereld van aandelen fondsen. Vroeger onbestaande, vandaag de norm omwille van de duidelijke voordelen van lagere kosten door geen beheer en gemiddeld betere marktresultaten.

    Grote instituten en grote banken zaten ernaast. De verliezen hebben dat duidelijk gemaakt. Wat weg is, is weg. Belangrijk is van te kijken naar de toekomst en te leren uit de fouten. Een verstandigere spreiding in strenger geselecteerde activa is een must om de koopkracht stabiel te houden.

    Marc

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.